- Bepaal samen welke route uw kind het beste kan nemen. Dat hoeft niet per se de kortste route te zijn. Het kan een andere route zijn dan u zelf zou nemen.
- Realiseer u dat kinderen domeinspecifiek leren. Wat ze bij de ene oversteekplek leren, zullen ze niet automatisch kunnen toepassen bij een ander oversteekplek
Stap 1
Loop de route samen met uw kind. Stop onderweg bij alle lastige punten, bespreek de verkeerssituaties en vertel wat uw kind moet doen. Waar kan uw kind het beste oversteken? Uit welke richting komen er auto’s? Wie mag er eerst? Herhaal dit een paar keer.
Stap 2
Laat uw kind nu voorop lopen. Voor elke oversteekplek stopt u en laat u uw kind zelf vertellen wat het moet doen. Daarna mag uw kind dit zelf uitvoeren en aan de overkant op u wachten. Hierna bespreekt u wat goed ging en waar uw kind nog op moet letten.
Stap 2 kunt u zo vaak herhalen als u wilt. Belangrijk is dat het kind veel ervaring opdoet met verschillende verkeerssituaties. Daar leert het veel van. Blijf ook oefenen met de verkeersregels.
Stap 3
Bespreek de route vooraf met uw kind en laat het vervolgens de hele route zelfstandig lopen. U loopt er achter, maar u zegt niets. Na afloop bespreekt u de route. Benadruk wat goed ging, bespreek wat beter kan. Herhaal deze stap. Als het goed gaat, kunt u steeds iets meer afstand nemen. U kunt zelf inschatten wanneer uw kind toe is aan stap 4.
Stap 4
Uw kind is klaar om de route zelfstandig te lopen. Loop af en toe nog eens mee - voor de gezelligheid en om te kijken of alles nog steeds goed gaat. Loop na een vakantieperiode ook weer een keer mee, zodat uw kind kan wennen.