De laatste decennia is veel onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van kinderen in verband met hun gedrag in het verkeer. Hieronder vindt u een overzicht van de belangrijkste beperkingen en ontwikkelingsfasen van kinderen. Overbodig te zeggen dat kinderen verkeersvaardigheden niet ‘vanzelf’ verwerven. Ze hebben daarvoor jarenlange oefening in de praktijk nodig onder leiding van volwassenen.Kinderen zijn geen kleine volwassenen.
- Ze zijn in ontwikkeling, zowel lichamelijk (ze groeien) als geestelijk (ze leren).Kinderen spelen altijd en overal.
- Ze spelen niet alleen op speelplaatsen, maar ook onderweg naar school of vriendjes.
- Spelen is geen tijdverdrijf voor kinderen, maar een natuurlijke bezigheid die bij de ontwikkeling van een kind hoort.
- Niet alles wat een kind leert kan het meteen foutloos toepassen. Dat geldt trouwens ook voor volwassenen. Verkeersregels worden langzaam maar zeker geleerd. Op school en in het verkeer zelf.
- Kinderen leren pas als ze zelf toe zijn aan de informatie. Hoe vaker kinderen actief deelnemen aan het verkeer, des te sneller ze leren.
- Fouten die kinderen daarbij maken zijn hen niet of nauwelijks aan te rekenen. Dat hoort bij hun ontwikkeling.Bovendien kunnen kinderen een eenmaal begonnen beweging moeilijk aanpassen.
- Als tijdens het oversteken plotseling de omstandigheden veranderen (verkeerslicht springt op rood, of er komt een auto de hoek om) hebben ze de neiging om stil te blijven staan. De hersenen kunnen onvoldoende overweg met tegenstrijdige informatie.
- Kinderen zien niet alles. Het blikveld van kinderen beperkt: ze kunnen nog niet goed ‘vanuit hun ooghoeken’ zien. Tot ± 10 jaar ontwikkelt zich het gezichtsveld en het vermogen om vanuit de ooghoeken te zien. En omdat ze nog klein zijn, kunnen kinderen vaak niet over geparkeerde auto’s, kliko’s, bloembakken e.d. heenkijken.
- Kinderen zien naderende auto’s niet en automobilisten zien de kinderen niet. Kinderen kunnen geluiden niet goed lokaliseren. Kinderen horen weliswaar goed, maar ze weten vaak niet meteen uit welke richting het geluid komt.
- Bovendien kunnen ze verkeerde conclusies trekken uit hun waarnemingen. Bijvoorbeeld: ze zien een auto in de verte, ze horen een auto, maar ze beseffen niet dat het geluid dat ze horen afkomstig is van een andere auto, die uit een andere richting nadert.
- Kinderen zijn impulsief en kunnen hun aandacht nog niet goed richten. Hoe jonger hoe impulsiever. Kinderen doen dus dingen die volwassenen niet verwachten.
- Vanaf een jaar of 3 kunnen kinderen tegelijkertijd lopen en hun aandacht richten op andere dingen.
- Tot ± 11 jaar hebben kinderen problemen om hun aandacht te richten op (prioriteit te geven aan) belangrijke zaken. Ze kunnen zich op slechts één ding tegelijk concentreren. Een wegrollende bal of een vriendje aan de overkant krijgt meer aandacht dan een naderende auto. Pas vanaf een jaar of 11 kunnen kinderen bewust de aandacht richten op het verkeer.
- Tot ca. 12 jaar kunnen kinderen complexe verkeerssituaties met meerdere verkeersdeelnemers uit verschillende richtingen niet overzien (kruispunten, rotondes, links afslaan).Kinderen hebben een beperkt besef van gevaar in het verkeer.
- Gebrek aan praktijkervaring speelt daarbij een belangrijke rol. Kinderen moeten dus echt in de praktijk leren wat risicovol is en waar hun grenzen liggen.
- Kinderen tot ± 5 jaar hebben een zeer beperkt besef van gevaar.
- Tussen 5 en 10 jaar ontstaat het besef van gevaar.
- Tot 8 á 9 jaar kunnen kinderen gevaren niet zien aankomen.Verkeersregels.
- Vanaf ca. 6 jaar kennen kinderen de functie van een trottoir, een zebrapad en een verkeerslicht.
- Vanaf ca. 10 jaar zijn de belangrijkste verkeersregels en –borden bekend.
- Alle kinderen hebben grote problemen met de voorrangsregels. Zelfs tot ± 16 jaar leveren complexe verkeerssituaties nog regelmatig problemen op.
Snelheid inschatten
Tot ± 10 jaar overschatten kinderen de snelheid van naderend verkeer. Daardoor wachten ze ook voor fietsers en auto’s die nog ver weg zijn. Tussen 10 en 14 jaar onderschatten vooral jongens de snelheid. Daardoor kunnen ze plotseling, vlak voor naderende voertuigen, oversteken.
Fietsvaardigheid
Vanaf ± 5 jaar gaan kinderen fietsen; aanvankelijk slingeren ze daarbij erg (vooral bij achteromkijken en bij lage snelheid). Tot ± 14 jaar neemt de fietsvaardigheid toe. Hoe vaker kinderen fietsen, des te groter hun vaardigheid.
Leren kijken
Om veilig deel te nemen aan het verkeer gaat het er niet alleen om dat je gezien wordt. Het gaat er ook om dat je zelf ziet wat er om je heen gebeurt. Uit de uitleg hierboven blijkt dat dit bij kinderen niet vanzelfsprekend is.
Oogtest
Een ander aandachtspunt is het gezichtsvermogen van uw kind. Het is goed om af en toe te controleren of uw kind wel scherp genoeg ziet. U kunt de proef op de som nemen door samen – van een afstand - een verkeersbord, tekst of tekening te ontcijferen. U kunt ook een online oogtest doen. Geeft deze test aanleiding tot twijfel over het gezichtsvermogen van uw kind? Ga dan naar de opticien voor een echte oogtest.
Ouders pas op! U wordt nageaapt!
Kinderen leren in hun eerste levensjaren alleen maar door volwassenen na te doen. Zo leren kleine kinderen van u om te praten en te lopen. Op ongeveer tweejarige leeftijd beginnen kleine kinderen hun eigen ik te ontdekken en gaan ze zelf op verkenning uit in hun directe omgeving. Wat u zegt of doet lijkt ze even niet meer te interesseren. Hun eigen willetje is ineens duidelijk aanwezig. Tijdens deze zogenaamde peuterpuberteit willen kleine kinderen graag groot zijn door alles anders te willen doen en niet zoals u ze dat heeft geleerd. Althans, zo lijkt het. Maar deze schijn bedriegt, de kinderen laten in deze periode juist overduidelijk merken dat ze u nadoen. Gezichtsuitdrukkingen, uw manier van praten, de dingen die u zegt, uw kind doet het allemaal gewoon na.
Zo gaat het ook in het verkeer. In uw aanwezigheid letten kinderen misschien minder op het verkeer maar uw gedrag houden zij zeker nauwlettend in de gaten. En zelfs al vanaf een leeftijd van twee jaar zullen ze proberen u na te doen. Van alles wat u doet denkt uw kind dat dit goed is. Ook als u door rood licht rijdt of als u geen autogordel draagt denken uw kinderen dat dit normaal gedrag is. Daarom heeft u als ouder zo'n belangrijke taak als verkeersopvoeder van uw kind. Als u het belangrijk vindt dat uw kind veilig aan het verkeer gaat deelnemen, dan kunt u het kind dat van jongs af aan leren. En de beste methode is nog steeds zelf het goede voorbeeld te geven.
Tip: Wees u er op alle momenten van bewust dat u door uw kind(eren) in de gaten wordt gehouden. Geef daarom altijd het goede voorbeeld.